Schoolgids 2024-2025
Het verstrekken van informatie bij co-ouderschap
Sinds 1 januari 1998 is het uitgangspunt, als ouders gaan scheiden of gescheiden zijn, dat beide ouders belast zijn met het ouderlijk gezag. Dit wordt ook wel co-ouderschap genoemd. Het komt erop neer dat beide ouders in dat geval het gezag over het kind blijven behouden (artikel 1:251 van het Burgerlijk wetboek, verder BW). Als ouders beiden gezag over het kind hebben, dan hebben zij beiden gelijke rechten ten aanzien van de informatievoorziening vanuit de school. Dit is opgenomen in artikel 23b van de Wet op het voortgezet onderwijs (verder Wvo), waarin staat dat het bevoegd gezag rapporteert over de vorderingen van de leerling aan de ouders, zolang de leerling minderjarig is. Alhoewel dit uit de wetsbepaling niet duidelijk voortvloeit, gaat de school ervan uit dat gedoeld wordt op de ouders die het ouderlijk gezag hebben. De leerling is minderjarig als hij of zij de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (artikel 1:245 lid 1 BW).
Het Maurick College verstrekt informatie over de leerling aan één ouder. De school gaat ervan uit dat de ouder die de informatie ontvangt over de leerling, deze informatie doorgeeft aan de andere ouder. Slechts wanneer blijkt dat de ene ouder de gegeven informatie niet doorspeelt aan de andere ouder zal de school beide ouders, indien noodzakelijk, apart informeren over de voortgang van de leerling.
Het verstrekken van informatie wanneer slechts één ouder het gezag heeft
In sommige gevallen kan de rechter bepalen dat niet beide ouders maar slechts één ouder het ouderlijk gezag heeft over het kind. In die gevallen schrijft de wet voor dat de ouder die met het gezag is belast, verplicht is om ‘belangrijke informatie’ (de wet verwoordt het als “gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind” in artikel 1:377b lid 1 BW) over het kind te verstrekken aan de ouder die niet met het gezag is belast. Mocht op basis van deze belangrijke informatie een beslissing moeten worden genomen, dan zal de ouder die met het gezag is belast ook altijd, indien noodzakelijk met tussenkomst van een derde, de ouder die niet met gezag is belast moeten raadplegen, voordat deze beslissing kan worden genomen.
Wanneer blijkt dat belangrijke informatie over het kind de ouder zonder ouderlijk gezag niet bereikt, dan is de school verplicht, uitsluitend naar aanleiding van een expliciet verzoek van de ouder zonder ouderlijk gezag, dergelijke informatie te verstrekken. De ouder met het ouderlijk gezag zal hiervan door de school op de hoogte worden gebracht. De school zal het verzoek tot informatie alleen weigeren als dergelijke informatie ook niet wordt verstrekt aan de ouder met het ouderlijk gezag of wanneer het belang van het kind zich verzet tegen het verstrekken van die informatie.
Het verstrekken van informatie over leerlingen van 16 jaar en ouder
Naast hetgeen hierboven is vermeld over de wijze waarop school omgaat met de informatieverstrekking aan ouders die wel of niet gezag hebben, zal de school ook rekening houden met de rechten van de leerling die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming zal de school actief toestemming vragen aan die leerling als de school persoonsgegevens van deze leerling wil verstrekken aan een derde, zoals de ouder. Die toestemming is niet noodzakelijk als er bijvoorbeeld een wettelijke grondslag is voor het verstrekken van deze persoonsgegevens. De Wet op het voortgezet onderwijs biedt in dit geval de grondslag voor school om ouders te informeren over de vorderingen van de leerling totdat de leerling de leeftijd van 18 jaar bereikt. Dat betekent dat een leerling jonger dan 18 jaar, geen toestemming hoeft te verlenen aan school om informatie over de vorderingen aan ouders te verstrekken. Dit is echter wel beperkt tot informatie omtrent de vorderingen van de leerling, voor het verstrekken van andere informatie/persoonsgegevens aan derde, dient de leerling toestemming te verlenen.